Automatisch meerdere printers installeren die zijn aangesloten via het TCP/IP-netwerk (LPD)

In dit gedeelte worden de instellingen voor het afdrukken vanaf een computer naar printers die op het netwerk zijn aangesloten via TCP/IP (LPD, Poort9100) nader toegelicht.

Hier kunnen meerdere printers tegelijkertijd worden toegevoegd. Er wordt automatisch gezocht naar printers die via TCP/IP (LPD, Poort9100) op hetzelfde subnet zijn aangesloten als de geselecteerde computer; alle gevonden printers kunnen worden aangesloten.

Terug naar "Driverinstallatie" bovenzijde pagina

Voor de installatie

Controleer het volgende alvorens u begint met de installatie:

Controleer of de vereiste netwerkomgeving voor het toevoegen van de printer op de geselecteerde computer is ingesteld.

De netwerkomgeving zou er als volgt uit moeten zien:

Opmerking
Controleer het volgende alvorens het TCP/IP-protocol te gebruiken:
Windows 2000 / XP, Windows Server 2003 of Windows Vista:
Controleer of "Internet-protocol (TCP/IP)" reeds is geïnstalleerd. Als dit niet het geval is raadpleegt u de documentatie van Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows Vista en installeert u dit.

Laat uw beheerder het volgende bevestigen:

Opmerking

Terug naar boven

Printers automatisch toevoegen

Start het driver-installatieprogramma op deze cd-rom en voeg printers aan deze computer toe.

Er moeten zeven stappen worden uitgevoerd.

  1. Klik op [Printer/faxdriver] op het tabblad [Hoofdmenu] van het installatiemenu.
  2. Het driver-installatieprogramma wordt geactiveerd en het scherm [Driver-installatieprogramma - Instelling] wordt weergegeven.

  3. Klik op [Standaard].
  4. Het scherm [Driver-installatieprogramma - Printerselectie] wordt weergegeven.

    Printers in hetzelfde subnet die zijn aangesloten via TCP/IP of LPD worden gevonden en weergegeven in de lijst [Gevonden printers].

    Opmerking
    Printers die kunnen worden toegevoegd krijgen een vinkje.

  5. Controleer in de lijst [Gevonden printers] of "Xerox 4112 PCL6" of "Xerox 4127 PCL6" zijn voorzien van een vinkje. Klik vervolgens op [Volgende].
  6. Het scherm [Software License Agreement] wordt weergegeven.

    Opmerking
    • Controleer het volgende als er geen printers voor gebruik worden gevonden:
      • IP-adres van de printers.
      • SNMP (UDP)-poort is geactiveerd.
      Als de bovenstaande informatie bekend is en er toch geen printers worden gevonden, klikt u op [Vorige] en selecteert u [Keuze] om de instelling te vervolgen. Raadpleeg "Een printer installeren die is aangesloten via het TCP/IP-netwerk (LPD)" voor meer informatie over de instellingsoptie Keuze.
    • U kunt meer dan een printer selecteren.
    • Controleer de weergegeven namen en IP-adressen en selecteer de doelprinters.

  7. Lees de inhoud van de overeenkomst en selecteer [Ja] als u akkoord gaat. Klik vervolgens op [Installeer].
  8. De installatie wordt uitgevoerd.

    Er wordt een afbeelding van de printer, het printermodel en het printeradres weergegeven.

    Nadat de instelling is voltooid, wordt het scherm [Instelling voltooid] weergegeven.

    Opmerking
    Als het bericht "Unable to get device options" wordt weergegeven, moet u ervoor zorgen dat de opties na de installatie worden gespecificeerd.
    Windows 2000:
    Klik op [Start] - [Instellingen] - [Printers].
    Klik daarna met de rechter muisknop op het printerpictogram van de geïnstalleerde printerdriver en selecteer [Eigenschappen].
    Specificeer de opties in het tabblad [Opties] van de printer.
    Windows XP of Windows Server 2003:
    Klik op [Start] - [Printers en faxapparaten].
    Klik daarna met de rechter muisknop op het printerpictogram van de geïnstalleerde printerdriver en selecteer [Eigenschappen].
    Specificeer de opties in het tabblad [Opties] van de printer.
    Windows Vista:
    klik op [Start] - [Configuratiescherm] - [Hardware en geluiden] - [Printers].
    Klik daarna met de rechter muisknop op het printerpictogram van de geïnstalleerde printerdriver en selecteer [Als administrator uitvoeren ] - [Eigenschappen].
    Klik op [Verder] en specificeer de opties in het tabblad [Opties].

    Raadpleeg voor informatie over de opties de documentatie van de printer.

  9. Selecteer een toegevoegde printer in de lijst [Geïnstalleerde printer] en klik op [Testpagina afdrukken].
  10. De printer drukt een testpagina af.

    Opmerking
    • De printer die is geselecteerd bij [Instelling standaardprinter] wordt de standaardprinter.
    • Als er bij [Geïnstalleerde printer] slechts een printer is geselecteerd, dan wordt deze printer de gedeelde printer in Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows Vista als [Delen instellen] is aangeklikt.
    • U kunt de naam van de printer wijzigen op het weergegeven scherm nadat [Naam wijzigen] is geselecteerd.
    • Als er slechts een printer is geselecteerd bij [Geïnstalleerde printer], dan kunt u de eigenschappen van deze printer verifiëren op het weergegeven scherm nadat [Eigenschappen] is geselecteerd.
    • De instellingsinformatie kan worden gewijzigd door [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] te selecteren en de eigenschappen te wijzigen.
    • U kunt vervolgens andere printers installeren door te klikken op [Opnieuw starten] om terug te keren naar het startscherm.

  11. Klik op [Finish].
  12. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

  13. Klik op [Ja].
  14. De installatie is voltooid.

Terug naar boven

Bevestigen dat de printers zijn toegevoegd

Voer de volgende procedure uit om na te gaan om de printerpictogrammen zijn aangemaakt.

De map met printers wordt weergegeven. Controleer of de pictogrammen voor de gespecificeerde printers in de map zitten.

Terug naar boven

Instelling voor Poort9100

Er kan worden afgedrukt via Poort9100 als het besturingssysteem voor de geselecteerde printer Windows Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows Vista is.

Windows 2000/XP of Windows Server 2003

In dit gedeelte wordt Windows 2000 gebruikt als voorbeeld om de instelling nader toe te lichten.

Er moeten acht stappen worden uitgevoerd.

  1. Klik in Windows op [Start] - [Instellingen] - [Printers].
  2. (In Windows XP of Windows Server 2003 selecteert u [Start] en klikt u op [Printers en faxapparaten]. )

    Het venster [Printers] wordt weergegeven.

  3. Selecteer het printerpictogram van de geïnstalleerde printerdriver. Klik vervolgens op [Eigenschappen] in het menu [Bestand].
  4. Het dialoogvenster [Eigenschappen] wordt weergegeven.

  5. Klik op het tabblad [Poort].
  6. Selecteer een toegevoegde printernaam bij [Print to the following port(s)] en klik op [Poort configureren].
  7. Nadat u [Raw] heeft geselecteerd bij [Protocol], controleert u de waarde van het [Poortnummer] in [Raw-instellingen] en klikt u op [OK].
  8. Belangrijk
    De waarde voor het poortnummer moet hetzelfde zijn als de waarde die is ingesteld in de netwerkinstellingen van de printer. Raadpleeg de documentatie van de printer voor informatie over de netwerkinstelling van de printer.

  9. Klik op [Testpagina afdrukken] op het tabblad [Algemeen].
  10. Er wordt een dialoogvenster weergegeven om te bevestigen dat de testpagina correct is afgedrukt.

  11. Controleer het afdrukresultaat en bekijk of het afdrukken correct is uitgevoerd; klik op [Ja].
  12. Klik op [Sluiten] in het dialoogvenster [Eigenschappen].

Windows Vista

Er moeten negen stappen worden uitgevoerd.

  1. In Windows, klik op [Start] - [Configuratiescherm] - [Hardware en geluiden] - [Printers].
  2. Het venster Printers wordt weergegeven.

  3. Klik daarna met de rechter muisknop op het printerpictogram van de geïnstalleerde printerdriver en selecteer [Als administrator uitvoeren ] - [Eigenschappen].
  4. Het venster [Gebruikersaccountbeheer] wordt weergegeven.

  5. Klik op [Verder].
  6. Het dialoogvenster [Eigenschappen] wordt weergegeven.

  7. Klik op het tabblad [Poort].
  8. Selecteer de toegevoegde printernaam bij [Print to the following port(s)] en klik op [Poort configureren].
  9. Nadat u [Raw] heeft geselecteerd bij [Protocol], controleert u de waarde van het [Poortnummer] in [Raw-instellingen] en klikt u op [OK].
  10. Belangrijk
    De waarde voor het poortnummer moet hetzelfde zijn als de waarde die is ingesteld in de netwerkinstellingen van de printer. Raadpleeg de documentatie van de printer voor informatie over de netwerkinstelling van de printer.

  11. Klik op [Testpagina afdrukken] op het tabblad [Algemeen].
  12. Er wordt een dialoogvenster weergegeven om te bevestigen dat de testpagina correct is afgedrukt.

  13. Controleer het afdrukresultaat en bekijk of het afdrukken correct is uitgevoerd; klik op [Ja].
  14. Klik op [Sluiten] in het dialoogvenster [Eigenschappen].

Terug naar boven


Hiermee eindigt de printervoorbereiding.

Terug naar "Driverinstallatie" bovenzijde pagina